• manana-manana-2014-5320b.jpg
  • nlhum20040620xxxx.jpg
  • volksfeest-nlhum200709120464.jpg
  • piet-oudolf-nlhum200608190018.jpg
  • nlhum201309249087.jpg
  • nlhun201104167591.jpg
  • manana-manana-2014-5320.jpg
  • volksfeest-nlhum200709120738.jpg
  • paasvuur-nlhum201004044408.jpg
  • vive-la-france-nlhum201407114350.jpg

Herinneringen van een schoolmeester (1950-1952)
- Henk Krosenbrink, 16 februari 2010 -

Per 1 november 1950 werd ik in Hummelo in vaste dienst benoemd. Dat gebeurde natuurlijk per raadsbesluit. Die benoeming had nog een paar voeten in de aarde. In de eerste plaats was het de bedoeling, zoals ook Boland mij vertelde, om een kennismakingsbezoek te brengen aan de wethouders van de gemeente en de leiders van de verschillende fracties. Dan wisten ze op wie ze moesten stemmen. Van die bezoeken zijn me er twee bijgebleven. Eén aan wethouder Pennekamp, die in Eldrik woonde, ver over de Oude IJssel. Van het gesprek kan ik me weinig meer herinneren. Wel van het gesprek bij de vertegenwoordiger in de raad van de PvdA. Hij woonde in het dorp Hummelo, niet ver van de school en een van zijn twee kinderen zat bij mij in de klas. Een meisje, dat ietwat aan de gemakkelijke kant was. Ze spande zich niet zo bijzonder in, herinner ik mij. Op een ouderavond of tijdens een toevallig gesprek had haar vader gevraagd hoe het met Hennie ging. Ik had geen schriften bij de hand en reageerde zo in de trant van: ‘Oh, dat gaat wel. Er zijn geen problemen’. Het was de gewoonte, dat de kinderen hun volle schriften mee naar huis mochten nemen. Ik was het gesprek allang weer vergeten, toen Hennie haar volle rekenschrift mee naar huis nam. En daar stonden meer fouten in, dan ik uit mijn hoofd had geweten. Het zag er niet zo heel best uit.
Via Boland kreeg ik te horen, dat vader L. niet te spreken was over mijn voorlichting aan de ouders. Ik had ze maar wat wijs gemaakt en had hun dochter niet voldoende aangepakt. Hij vormde een eenmansfractie in de Raad en moest zich nogal eens afzetten tegen de andere raadsleden. Dat lag ook wel een beetje in zijn karakter. In elk geval had hij laten weten - Boland had dat op de een of andere manier gehoord - dat hij tegen mijn benoeming zou stemmen en bezig was andere raadsleden te beïnvloeden. Boland raadde mij dan ook aan in elk geval ook met hem te praten. Dat heb ik gedaan. Ik heb een afspraak gemaakt en werd thuis bij de familie ontvangen. Na enig heen en weer gepraat en nadat ik mij verontschuldigd had over mijn ietwat nonchalante voorlichting, beloofde hij het voorstel van B. en W. te steunen. Ik werd benoemd. Of er nog stemmen tegen waren, weet ik niet meer. Met L. kon ik later best goed overweg. Temeer omdat zijn dochtertje, dat inderdaad wat pressie nodig had, het beter begon te doen. Mij is nadien altijd bijgebleven, dat politieke- en raadsbeslissingen soms van kleine zaken afhangen.

In de oude school was er geen hoofdenkamertje, laat staan een vertrek waar het personeel kon vergaderen, wat toen ook nauwelijks gebeurde. In de pauze konden we dus daar ook geen koffie drinken. Daarom deden we dat bij Boland aan huis, schuin over het kruispunt bij de kerk. We deden dat in twee ploegen. Twee van ons hadden tijdens de pauze toezicht op het schoolplein. Dat betekende in weer en wind heen en weer drentelen en over alles en nog wat praten, ook over schoolzaken. De andere twee gingen ijlings naar de overkant, waar mevrouw Boland de koffie al klaar had staan en dronken die snel op, waarna de beide collega’s werden afgelost. Tineke Vrieze en Hartke dronken het eerst koffie en dan Boland en ik. We hadden in totaal twintig minuten pauze. In Hummelo heb ik geleerd, hoe je hete koffie kunt drinken, want veel tijd hadden we niet.
In de middagpauze, die meen ik van kwart voor twaalf tot één uur duurde, bleven Tineke Vrieze en Hartke over en letten meteen op de overblijvers. Boland ging naar huis en ik naar Herberts, vijf minuten lopen van school verwijderd. Daar stond ook het eten al klaar en uiterlijk kwart voor één waren we weer op school aanwezig. Tussen de middag at ook de knecht van Herberts, Gerrit Massink uit Toldijk(?) met ons zijn brood op. Wij aten warm. Massink was een oud-Indiëganger. Vreemd genoeg kan ik me niet herinneren, dat we veel over dat onderwerp hebben gepraat. Het was een aardige jongen, die later in Aalten woonde, waar ik hem nog ontmoet heb. Hij is inmiddels overleden.

Voor het komende Sinterklaasfeest moest geld worden ingezameld bij de ouders en andere voorstanders van openbaar onderwijs. Dat gebeurde door leden van de oudercommissie. Het leek een goed idee, dat ik daarbij behulpzaam zou zijn.
Zo leerde ik de omgeving kennen en de mensen. Mevrouw Van Holten van de Keppelseweg - haar man zat op het gemeentehuis - moest collecteren in het gebied langs de Zelhemseweg. Na schooltijd gingen we een paar avonden op pad. Mevrouw Van Holten kende alle mensen en ze wist goed de weg. Ik weet niet meer bij hoeveel Jolinks we zijn geweest - ik had ook een paar meisjes Jolink in de klas - en ze vertelde me haarfijn hoe de boerderij heette waarop ze woonden. Zo waren ze herkenbaar. Jolink van de.... of van de .... De namen ben ik inmiddels vergeten. Ik weet ook nog, dat we bij de oude herberg Het Wapen van Heeckeren kwamen, waar ook een leerling woonde, Gerrit Oosterink. Ik keek mijn ogen uit naar het interieur en de gehele omgeving. Daarbij vielen mij de namen op van de boerderijen met de gekleurde vensters. Namen als Jena, Bautzen en hoe ze meer mochten heten. Mevrouw Van Holten vertelde mij, dat die allemaal bij kasteel Enghuizen hoorden en dat eertijds een graaf van Hummelo met Napoleon naar Rusland was geweest. Vandaar die namen. Dat was ongeveer de waarheid. Later schreef historicus Stam hierover een gedegen artikel voor het Jaarboek Achterhoek en Liemers. Maar dat was ruim dertig jaar later. In elk geval kreeg ik op deze manier een goede indruk van dat deel van Hummelo. Bij de meeste mensen moesten we binnenkomen. We hebben heel wat koffie gedronken en overal werd ik door mevrouw Van Holten voorgesteld als 'de nieuwe meester'.
Hoe later het Sinterklaasfeest gevierd werd - waarschijnlijk alleen in school - weet ik niet precies meer. Het zal allemaal wel goed zijn gegaan. Eén keer per jaar was er ook een ouderavond. Die werd in zaal Wassink gehouden. Er werd iets aardigs georganiseerd en ook de kinderen moesten natuurlijk optreden. Ik herinner mij, dat er een lezing werd gehouden door een propagandist van volksonderwijs - een hot en geliefd item in die dagen - en dat daarna door de kinderen iets ten beste werd gegeven. Er werd gezongen, een paar kleine toneelstukjes opgevoerd, een paar voordrachten gedaan en zo meer. Alles tot groot genoegen van de ouders, die royaal loten kochten bij de verloting, waardoor de kas van de oudercommissie of volksonderwijs weer wat gevulder werd.
Ik herinner me nog de bijdrage van klas twee en drie. Die zongen een paar liedjes - ik was helemaal niet zo muzikaal - en een van de liedjes hadden we gedramatiseerd. En dat sloeg wel aan. Het was het lied van 'In een groen, groen knollenland... daar zaten twee haasjes heel parmant...’ en zo verder. Het dramatische daarbij was, dat een van de twee haasjes door de boze jager geschoten werd. Niemand van de boeren, die daar in Hummelo wakker van lag. Jagen was een aangename bezigheid, die echter aan de graaf voorbehouden was. In elk geval heeft die kwade daad het andere haasje 'zeer verdroten...' .Dat werd met gevoel gezongen. Twee kinderen speelden voor haas met wat grote, geïmproviseerde flaporen en een voor jager met een geweer. Het zal wel een houten of een speelgoedgeweer zijn geweest. De voorstelling sprak de ouders wel aan, meen ik mij te herinneren.

Als onderwijzer was je best druk met twee klassen. Dat vereiste een goede planning van schriftelijk werk voor de ene en een mondelinge les, zoals lezen voor de andere klas. En soms gezamenlijk zoals zingen, tekenen en gymnastiek, weIk laatste vak op het schoolplein plaatsvond. Een gymlokaal was er niet. Je deed op een stuk of wat rijen tegels enkele vrije- en orde-oefeningen, gymnastische capriolen en dan een spel. Meestal een balspel of een kringspel. In den treure hebben we gezongen van drie boerenmeisjes, die in een kring ronddansten. Ook in de schoolpauzes wel. Het kringspel was razend populair. Vooral als de juffrouw en de meesters meededen.
Ik herinner me, dat een meisje, dat op een boerderij in de Kruisberg woonde, geelzucht gekregen had. Ze mocht een week of zes niet naar school. Om haar niet te ver achter te laten komen in de klas, stapten we drie keer in de week op de fiets en gingen naar haar toe om haar bij te spijkeren met rekenen en taal en wat er meer aan de orde was geweest. Dat was normaal. Je was niet klaar om drie uur. Met Dinie hebben we het gered. Ze is gewoon overgegaan. Later heb ik haar toevallig ontmoet en ze wist dat ook nog. Een goede herinnering.
Er waren ook wel vervelende dingen. Niet altijd wilde iedereen sporen en als jonge leerkracht, deed je ook wel eens onverstandige dingen. De routine ontbrak nog. Maar je kon altijd terugvallen op Boland. Die stond je met raad en daad bij. Ik heb er een goede leermeester aan gehad. En hij stond altijd achter je als er eens wat was. Dat heb ik ervaren, toen ik een conflict had met een van de ouders. Het betrof een ietwat verwend meisje van een grote boer.
Op een gegeven moment merkte ik, dat er telkens krijtjes verdwenen waren. Gewone schoolkrijtjes, waarmee je op het bord schreef. Iemand moest daar regelmatig met de vingers aan zitten en ze voor eigen gebruik bestemmen. Dat hoort niet, was de opvatting. Ze hebben met de vingers van de spullen af te blijven. Wil iemand om een goede reden een half afgesleten krijtje hebben, alla. Maar er dan wel om vragen en niet zo meenemen. Het was vervelend. Iemand in de klas had lange vingers. Na enig opletten snapte ik de daderes. Ze nam er telkens een paar mee uit de krijtdoos die daar stond, en van de richel voor het bord waar ze ook op lagen. Ik heb haar geducht de les gelezen. Onder vier ogen en haar strafwerk meegegeven met een briefje voor haar ouders. Diezelfde avond nog werd er bij Herberts gebeld. Het was voor mij. De vader van het meisje stond met opgestreken zeil voor de deur. Hij wilde niet binnenkomen. Wat hij te zeggen had, kon hij zo ook wel.
Wat ik om de hier en daargunter voor vent was, voor snotneus, die zijn dochter straf gaf en een uitbrander, zodat het kind heftig huilend en overstuur thuis was gekomen. En dat alles om een paar van die rotkrijtjes. Hij kon wel een hele doos voor haar kopen, als ze krijtjes nodig had. Dan had ze die rotdingen van school niet eens nodig.
Ik probeerde hem uit te leggen, dat het niet om de krijtjes ging, maar om de manier van doen. Maar hij vond dat maar onzin. Afijn, ik hoefde er niet op te rekenen, dat ze haar strafwerk maakte. En als ik toch doorzette, dan waren er meer scholen in de buurt. Toen ging hij weg met een opgestreken zeil. Ik wist niet hoe ik het had en ik vond nog steeds, dat ik goed gehandeld had. De familie Herberts, die het hele verhaal gehoord had, leefde mee.
De volgende morgen vertelde ik het verhaal aan Boland. Tot dusverre had ik de kwestie alleen opgelost. Hij hoorde me aan, liet zijn wenkbrauwen ietwat zakken, ten teken, dat hij verontwaardigd was en zei, dat hij dat varkentje met de vader van het meisje wel zou wassen. Wat hij gezegd en gedaan heeft, weet ik niet, maar de dag daarop zei hij, dat alles geregeld was. Het meisje en haar oudere broertje bleven gewoon op school en de dag erna leverde ze haar strafwerk in. Er is nooit meer over gepraat en de krijtjes - iets was er natuurlijk uitgelekt - bleven in het vervolg in het bakje zitten. Iedereen, behalve de meester, bleef er met zijn vingers af.
Het was natuurlijk een kwestie van niks. Maar het ging om het principe. En dat was genoeg.

De school was trouwens om drie uur nooit helemaal afgelopen. Er bleven altijd wel wat kinderen na, die nog geholpen moesten worden, omdat je klassikaal te weinig tijd voor ze had. Dat kon dan na schooltijd gebeuren. Dat hoorde ook bij je vak.
En dan de vloek voor iedere onderwijzer. Het corrigeren van het schriftelijke werk dat gemaakt werd. Zeker een les taal en enkele rijen sommen. En met veertig leerlingen in twee klassen, betekende dat elke dag de correctie van zo'n tachtig schriften. Dag in dag uit. Bij Herberts stond de thee klaar als ik thuis kwam. Ik vertelde tante Aaltje iets over de gebeurtenissen op school en zette me dan in de ruime keuken, waar dan niemand meer was, aan tafel met een potje rode inkt in een asbak - voor het omvallen - en een penhouder met kroontjespen, in de aanslag. Schrijven met de net in opkomst zijnde 'balpen' was in schriften nog niet geoorloofd.
Tegen zessen was je klaar en dan werd er brood gegeten. Met de hele familie aan de keukentafel en dan begon de 'vrije' avond. De avond, die gewijd was aan de studie van de hoofdakte. De tweede vloek van een jong onderwijzer. Taai als schoenleer, maar bittere noodzaak voor wie in het onderwijs vooruit wil komen, en dat wilde ik. Ik wou leraar geschiedenis worden. De hoofdakte heeft me echter op andere gedachten gebracht.