Herinneringen van een schoolmeester (1950-1952)
- Henk Krosenbrink, 16 februari 2010 -
Begin juli 1950 werd ik als tijdelijke leerkracht aan de openbare lagere school in Hummelo benoemd. De schoolbevolking was gegroeid en er mocht een vierde leerkracht worden benoemd. Ik had geluk. Ik hoefde niet eens te solliciteren. Een week daarvoor namelijk was ik terecht gekomen aan de school in Drempt, waar toen Van den Berg hoofd was, de vader van een van mijn klasgenoten van de kweekschool in Doetinchem, Mies van den Berg. Dat was ook een tijdelijke baan. Een van de leerkrachten daar was ziek en ik kon invallen. Voor enkele weken waarschijnlijk. Maar zo kieskeurig was je niet in die dagen. Er waren jonge onderwijzers genoeg en de Indië-militairen met daaronder ook veel onderwijzend volk waren successievelijk bezig terug te keren naar Nederland. Onderwijzeressen waren schaars. Daarin was een groot verloop, omdat ze automatisch ontslag kregen als ze gingen trouwen. En er werd druk getrouwd in die jaren.
Het was een hele reis om in Drempt, Achter-Drempt bij de Katholieke kerk, te komen. Met de fiets ging ik van de buurtschap Miste bij Winterswijk naar Aalten, nam de fiets mee in de trein, in de bagagewagen, stapte in Doetinchem uit en fietste vervolgens naar Achter-Drempt. De school begon daar om negen uur en dat betekende, dat ik 's morgens om een uur of zes opstond. Goed zes uur was ik weer thuis. Het had geen zin om voor die paar weken een kosthuis te zoeken.
Ik Drempt had ik trouwens de eerste dag al een bijzondere ervaring. Op de school zaten ook veel Katholieke kinderen - er was daar toen geen aparte Katholieke school. Om half tien die eerste morgen schoot opeens de helft van de leerlingen zonder iets te zeggen uit de bank en verdween door de deur. Mij ietwat verbouwereerd achterlatend.
Achter de reden van dit vertrek kwam ik spoedig. Meester Van den Berg had mij vergeten te vertellen, dat de Katholieke leerlingen om die tijd catechismus hadden van de pastoor in de tegenover de school lig-gende kerk. Dat kon daar toen nog zo. Het was een samenwerkingsschool tussen verschillende gezindten.
Aan het eind van de week zei Van den Berg mij, dat ze in Hummelo een vierde leerkracht zochten. Als ik mij bij het hoofd meldde, zou het wel voor mekaar komen. Na verloop van tijd kon ik dan vast worden benoemd.
Het was een goede raad en misschien heeft Van den Berg wel een goed woordje voor mij gedaan, want de maandag daarop stond ik in Hummelo aan school. Aan de oude openbare school, die tegenover de kerk stond, pal aan de Dorpsstraat en leunend tegen restaurant De Gouden Karper. Het schoolplein aan de achterkant grensde aan een zaaltje van het restaurant.
Het hoofd van de school was J. Boland, geboren en getogen in Dinxperlo en vanaf Sinderen naar Hummelo gekomen. Zijn woonhuis stond op de andere hoek van het kruispunt. Van hem heb ik veel geleerd. Ik had weliswaar het onderwijzersdiploma, maar dan begint het aanleren van het vak pas. Ik had enige ervaring op andere scholen. Steeds tijdelijke banen voor enkele weken. Per 1 januari 1950 was ik uit militaire dienst gekomen, die ik uitgediend had in Neerijnen in de Betuwe en ik had tot juli in Neede, Enschede en Winterswijk voor de klas gestaan. Maar nu was er kans op een vaste baan. Ik werd tijdelijk aangesteld en later moest de gemeenteraad, na een zekere proeftijd, beslissen of ik vast aangesteld zou worden.
Aan de school werkte ook Hartke, die in Voor-Drempt woonde en al op een fiets met hulpmotor elke morgen aan kwam tuffen en zich dan met behulp van zijn leerlingen uit zijn zware leren jas liet helpen, Een prima collega. Van dezelfde leeftijd als Boland. Zo rond de midden veertig, schat ik. Ook van hem kreeg ik menige goede raad hoe in bepaalde gevallen te handelen.
Voor de lagere klassen was er juffrouw Douma uit Doetinchem, de zus van een klasgenoot van mij op de
kweekschool, Willy Douma. Na enkele maanden vertrok ze echter omdat ze ging trouwen en in haar plaats kwam Tineke Vrieze, eveneens uit Doetinchem, die ik al kende van de kweekschool, omdat ze een klas lager zat.
Nu ik het team kwam versterken werden de klassen anders verdeeld. Juffrouw Douma kreeg de eerste klas. Ze kon nu de volle aandacht richten op de beginners. Mij werden de tweede en de derde klas toebedeeld. Met in totaal ongeveer veertig leerlingen. Hartke had de vierde en vijfde klas onder zijn hoede en Boland zelf de zesde en die leerlingen, die niet naar het vervolgonderwijs gingen, een zevende en achtste klas. Mij werd het lokaal aan de achterzijde toebedeeld. Het was een oud gebouw met hoge ramen, waarvan de vensterbanken zo hoog waren, dat de kinderen niet naar buiten konden kijken.
Wie als beginneling twee klassen onder zijn hoede krijgt, leert het vak of hij gaat er onderdoor. Het is een voortdurend verdelen van aandacht en indelen van de lesuren volgens het rooster. Zingen en gymnastiek kunnen samen gebeuren, maar voor de overige vakken is het gescheiden lesgeven. Nu, het heeft zich gered.
Nu ik voorlopig en wellicht definitief in Hummelo zou blijven, was het gewenst om daar in de kost te gaan. Altijd op en neer reizen is niet wenselijk en bovendien werd verwacht, dat de leerkracht in de buurt woonde. Er waren ook nog naschoolse activiteiten en het plaatselijke sociale leven.
Ik kreeg de tip, dat in Hoog-Keppel bij een klein hotelletje een kamer te huur zou zijn. Maar dat was geen doen. Zoveel verdiende ik nu ook weer niet. Dat ging dus niet door. Dan maar proberen bij een particulier een kamer te vinden, daar in de kost te gaan, zoals dat toen heette. Boland en Hartke dachten ijverig mee.
Lang heeft die toestand, dat ik elke dag naar Winterswijk moest, niet geduurd. Misschien een paar weken. Toen had ik geluk. Bij Boland stond op gezette tijden een kwekeling in de klas. Niet officieel. Vrijblijvend. Freek Herberts uit Hummelo, de zoon van de smid aan de Zutphenseweg net aan de rand van het dorp. Hij zat in Den Haag op de kweekschool. Om welke redenen weet ik niet meer en als hij vrij was, kwam hij in Hummelo op school praktijk opdoen. Freek had met zijn ouders gepraat. Bij hen was ook de hulpprediker van de Hervormde kerk in kost. Dominee Goedhart was al een oude man, die vlak voor zijn emeritaat stond en Joop Sierat, afkomstig uit Leiden, was hem bij het ambt behulpzaam. Hij gaf catechisaties, deed ouderenbezoek, preekte zo nu en dan ook in de buurt als invaller, en zo meer.
Freek Herberts, die van mijn probleem gehoord had, kreeg het met zijn ouders voor mekaar, dat ik daar ook in de kost kon. Ik kon zijn kamer krijgen, omdat hij meestal in Den Haag was en in de vakanties zou ik er ook niet zijn. Zijn moeder stemde toe. Die moest uiteindelijk het werk doen en toen ik me daar voorstelde, was de zaak snel beklonken. Ik kon daar in de kost komen en tot op de dag van vandaag ben ik Freek Herberts, die helaas al vele jaren dood is, dankbaar voor zijn hulp. Ik had daar een prima kosthuis en was er al spoedig als kind in huis. Het was al heel gauw: tante Aaltje en oom Jan. Bovendien was er nog een dochter in huis, Miny, die van mijn leeftijd was en verkering had met Henk Heuvel, een kleinzoon van meester H.W. Heuvel en een toezichtsbaan had bij de Heidemij, die in Hummelo en omgeving veel bos beheerde. Het was er gezellig en na een paar dagen zat ik in plaats van boven op mijn kamer 's avonds in de huiskamer. Echter nadat ik in de keuken een paar uur geblokt had voor de hoofdakte. Toen de vloek van elk beginnend onderwijzer. Een baan, die je nog moet leren en in de avonduren studeren op soms wel heel taaie stof. Maar zonder hoofdakte was het niet mogelijk om te trouwen. Dat werd armoe. En ik had al enkele jaren verkering en wilde toch wel die kant uit. Maar eerst die hoofdakte..
v.l.n.r.: Freek Herberts, Riek Naves en Henk Krosenbrink
(Foto: collectie Henk Krosenbrink)
v.l.n.r.: Opa Frederick Herberts, Jan Herberts, Aaltje Greven en opa Geerhard Greven
(Foto: Collectie Henk Greven)