Deze week een foto die 60 jaar geleden gemaakt is bij de Keppelsche IJzergieterij. Van links naar rechts: Jan Willem Peters, Bertus van de Burg, Herman Buunk en Johan van Amerongen. De nu 84 jarige Peters heeft vanaf 1940 op ‘de hut’ gewerkt en werd op 16 juni 1983 om 16.00 uur ontslag aangezegd, omdat de gieterij gesloten moest worden.
Het zuid-westen van de gemeente Bronckhorst heeft een lange traditie op het gebied van de ijzerverwerking. De Romeinse periode brengt ons de eerste aanwijzing voor wat lang Zelhems enige industrie zal zijn: de winning van ijzeroer. Aan de Doetinchemse weg is in 1999 een laag met honderden smeedslakken blootgelegd, als stille getuigen van deze traditionele bezigheid. Er zat in dit gebied vroeger veel oer in de grond en er zijn ook al eerder restanten van een smederij gevonden. Het gaat daarbij om sporen van houtskool en slakafval. Er moet in Zelhem tussen de 8e en 10e eeuw na Christus een levendige handel in ijzer hebben bestaan. Dat is wel zeker !. De Achterhoekers spreken niet over ijzererts, maar over ijzeroer en roodblik. Dit roodblik is een verschijningsvorm in het water wat ontstaat doordat ijzerverbindingen oxideren. Op het terrein waar nu het nieuwe gemeentehuis gebouwd wordt zijn in één kuil 18 zeer bijzondere bewerkte stenen aangetroffen die waarschijnlijk ook met de verwerking van ijzer te maken hebben. Het meest opvallend is een stenen bijl van de steensoort dioriet. De bijl is aan beide kanten geslepen en aan één zijde zitten klopsporen. De bijl is in combinatie met een slijpsteen van zandsteen aangetroffen. Wat al deze vondsten extra bijzonder maakt is dat ze allemaal uit diezelfde kuil afkomstig zijn. Waarschijnlijk zijn de stenen werktuigen hierin bewust gedeponeerd en vormen ze een complete mobiele smederij. Op een gegeven moment in de geschiedenis werd het, door de groeiende behoefte aan ijzer, noodzakelijk de oude veldoventjes te vergroten en voor de energievoorziening gebruik te gaan maken van waterkracht. Zo ontstond langs de Oude IJssel de industriële verwerking van ijzeroer. De energie voor de blaasbalgen werd vanaf dat moment geleverd door de IJssel en haar zijstromen. Diezelfde IJssel was ook een belangrijke afvoerroute voor de eindproducten. In 1689 werd de eerste ijzergieterij in Rekhem in bedrijf genomen. De ijzergieterij in Laag-Keppel heeft zich sinds 1794 ontwikkeld. In dat jaar pachten Geert Janssen en Willem de Haas het recht van water en de benodigde grond voor een periode van 25 jaar van baron van Pallant, heer van Keppel om er een ijzerhut te stichten. De oudste gieterijen ontstonden naast de hoogovens die het ijzeroer smolten. De Keppelsche IJzergieterij had op bepaalde momenten meer dan 100 werknemers, maar heeft net niet ‘200 jaar bedrijvigheid’ vol kunnen maken.
We kregen nog een reactie op aflevering nr. 78 over de Steenderense ‘bovenmeester’ Gordeau. Behalve schrijver van jeugdboeken was hij ook nog dichter en componist. In ‘de Liederenbundel ten dienste van het Ned. Jongelingsverbond’ uit 1933 staan maar liefst 29 liederen met zijn naam. 19 hiervan zijn door hem vertaald uit het Duits en Engels. Maar, en nu komt het, voor 10 nummer heeft hij de tekst geschreven en ook nog de muziek. Uit dit boek werd in een groot aantal Christelijke gezinnen in de Achterhoek en op de clubavonden van Knapen-, Jongelings- en Jongemannen afdelingen veel gezongen.
Door Fred Wolsink. Gepubliceerd in Weekblad Contact (5 mei 2009).