• nlhum20040620xxxx.jpg
  • nlhum201309249087.jpg
  • manana-manana-2014-5320.jpg
  • paasvuur-nlhum201004044408.jpg
  • vive-la-france-nlhum201407114350.jpg
  • manana-manana-2014-5320b.jpg
  • nlhun201104167591.jpg
  • volksfeest-nlhum200709120738.jpg
  • piet-oudolf-nlhum200608190018.jpg
  • volksfeest-nlhum200709120464.jpg
Hessenkarren

In Lunteren is het Gazenbeek Centrum gevestigd. Dit centrum heeft veel informatie verzameld over de Hessenwegen en hun gebruikers. Zo heeft men een aantal door modelbouwers gemaakte replica’s van Hessenkarren. Op de foto: de heer Rinse Santhuizen uit Creijl en rechts de voorzitter van de Gazenbeek stichting de heer Louis Fraanje met 2 van deze wagens. De stichting heeft vriendschapsbanden met de plaats Frammersbach in het Duitse Hessen en heeft een erg interessante website (www.gazenbeekstichting.nl) met veel informatie over de Hessenwegen, die de moeite van het bezoek waard is.

Frammersbach - De Hessenweg – Veluwe

Tussen de havenstad Antwerpen en de belangrijke Duitse handelssteden had zich in de 15e en 16e eeuw over land een intensief goederenvervoer ontwikkeld. De voerlieden, die zich van aanvang af hiermee bezighielden, waren voor het merendeel afkomstig uit het graafschap Hessen. Het gevolg hiervan was, dat de voerlieden afkomstig uit andere Duitse landstreken, o.a. uit Frammersbach in de Spessart, op grond van hun taal en beroep te Antwerpen eveneens ‘Hessen’ werden genoemd. Zo werd de benaming ‘Hessen’ in het toenmalige goederen-vervoer, zowel in de Zuidelijke als in de Noordelijke Nederlanden, het synoniem voor Duitse vrachtrijders en ontstonden de woorden Hessenwagen, Hessenweg, Hessenverkeer, Hessenhuis, Hessenkeerl, Hessenpij enz.
De naamgeving van toen is ongetwijfeld tot op heden de oorzaak van vele misverstanden over de legendarische Hessen, Duitse vrachtrijders die in opdracht van handelshuizen en kooplieden zich eeuwenlang hebben belast met het vervoer van goederen door een groot deel van Europa, van de Noordzee tot Moskou. Hiermee is tevens verklaard, waardoor de voerlieden uit Frammersbach, een klein dorp in de Spessart, gelegen tegen de zuidgrens van de graafschap Hessen en voerlui uit het aangrenzende Zuid-Hessische gebied zo’n groot aandeel hadden in het goederenvervoer tussen Antwerpen en een aantal steden in Zuid-Duitsland. Zo groot zelfs dat de naam ‘Hessen’ eeuwenlang aan dit vervoer verbonden bleef.

HessenwegenWagens en karren

De Hessen gebruikten vier-wielige open wagens of twee-wielige karren beide zonder huif. Als regel bestond een gespan voor een wagen uit twee, drie, vier of zes paarden; zeven en acht of nog meer kwamen ook voor. Voor een kar spande men één paard of twee naast elkaar en soms nog extra één middenvoor. Het maximale toegestane gewicht van de lading was 1100 kilo voor wagens. Karren met één of twee paarden mochten niet meer dan 750 kilo laden. Om de lading af te dekken werden zeilen gebruikt. Dat er maar zo weinig geladen mocht worden, had te maken met de slechte wegen en natuurlijk de bergen.

Frammersbach

In 1517 telde Frammersbach 50 vervoersbedrijven met ongeveer 600 paarden. De belangrijke plaats, die de Frammersbacher voerlui in het toenmalige Europese goederenvervoer innamen, dankten zij voornamelijk aan de Rijksgraven van Rieneck. Van graaf Reinhard ontvingen zij in de periode van 1463-1518 gildebrieven. Als hun beschermheer introduceerde deze hen bij verschillende adelijke handelshuizen. Door zijn aanbevelingen gingen veel kooplieden voor het vervoer van hun handelswaren gebruik maken van de diensten der Frammerbachers.

Veluwe

Als knooppunt in Holland gold de hanzestad Deventer. In 1400 had Deventer 10.000 inwoners tegen Amsterdam slechts 4.700! Op de route van Arnhem, Amersfoort en Amsterdam, passeerden de ‘Hessen’ via het dorp Lunteren de Veluwe.

De uitvinding van het ‘ijzeren paard’ zou uiteindelijk langzaam een einde maken aan het internationale goederenvervoer met paard en wagen. Na de aanleg in 1856 van de spoorlijn Arnhem-Oberhausen verdwenen de laatste restanten van een eens bloeiend bedrijf voorgoed van onze wegen!

Door Fred Wolsink. Gepubliceerd in Weekblad Contact (11 december 2007).