Honderdvijftig jaar geleden was ons land 900.000 hectare heide rijk. Daarvan is niet zoveel meer overgebleven. Niet minder dan 860.000 hectare is omgezet in bouw- en weiland, industrie- en woningbouwterrein en bos. De situatie in de gemeente Bronckhorst is vergelijkbaar. In de voormalige gemeente Hummelo en Keppel waren ook heidevelden die nu veranderd zijn in landbouwgronden en weilanden. Op een oude kaart uit 1867 wordt een gebied in de nabijheid van de gemeentegrens met Steenderen ‘Schaapsheuvel’ genoemd. Waarschijnlijk heeft dit iets te maken met de geschiedenis van een boerderijtje aan de Zomerweg (65?) in Drempt. Het heidelandschap werd onderbroken door wat vliegdennen en kudden schapen, die onder de hoede van schepers daar hun kostje opzochten. In de lage streken hadden de schapen veel last van leverbot (‘gelligheid’). Vooral de maand maart stond erom bekend, dat vele dieren stierven. In juni was het druk met het scheren van de schapen. Dat was een onderbreking van het eentonige werk in de uitgestrekte eenzaamheid. Ook zochten de schepers elkaar zo veel mogelijk op, zaten in de ‘mottenkoele’, rookten hun pijpje, breiden hun kous en liefkoosden de trouwe hond en metgezel. Elke avond werd de schaapskooi op het boerenerf weer opgezocht. Tal van bijenkorven werden er in de bloeitijd van de heide aangetroffen; ook op de boekweitvelden streken de nijvere diertjes neer. De oogst aan honing was in de ene zomer groter dan in de andere. De boeren haalden hun ‘schadden’ (plaggen) voor strooisel in de potstal of brandstof in de open haard. Deze toestand heeft geduurd tot omstreeks 1925, toen de oppervlakte van de heidevelden sterk was teruggelopen. |
Door Fred Wolsink. Gepubliceerd in Weekblad Contact (20 november 2007).