uit de Haagse Courant van zaterdag 14 april 1951
Veertig Haagse jongens in V.B.S.-kamp te Hummelo
Midden in een omgeving, waar destijds vier volksstammen: de Batavieren, Saksers, Franken en Tubanten, elkander hebben ontmoet, ligt onder Hummelo, in de Achterhoek, het kamp voor Sociale Jeugdzorg “De Tol”., één van de 28 kampen en internaten van de afdeling “Vorming Buiten Schoolverband”van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Dáár, in “De Tol”, worden op verzoek van de betreffende ouders gedurende drie maanden jongens voor hun algemene vorming ondergebracht. Ja, wat voor jongens eigenlijk? Een bont mengsel van 11 tot 14 jarigen uit allerhande milieus: kinderen van arbeiders, van zakenlieden, zowel als van hogere of lagere ambtenaren; gewone schooljongens, zoals er oppervlakkig twaalf in een dozijn gaan. Jongens die allemaal in hun prille jeugd de enerverende oorlogsjaren hebben meegemaakt en hierdoor in hun innerlijk leven dieper zijn geschokt dan menige volwassene kan bevroeden.
Pontonniers, koeriers, hoveniers en pioniers
Van het eerste moment af, dat zij daar vertoeven in kleding, welke door de kampleiding beschikbaar wordt gesteld – alleen ’s Zondags dragen zij hun eigen kleren en trekken zij hun eigen schoenen aan – worden zij gebracht tot een zekere mate van zelfstandigheid, welke hun een enigszins voldoende basis geeft voor een verder leven thuis, in de stad. Hun wordt volledige kans gegeven, om fouten te maken, welke dan door de kampleider en zijn staf – die zich zoveel mogelijk van het individu terugtrekken – op tactische wijze worden gecorrigeerd.
Het is prachtig werk dat in zo’n kamp wordt verricht en het is dan ook verklaarbaar, dat de Haagse Jeugd Actie dezer dagen voor werkers in Haja-verband, voor leiders van clubhuizen, jeugdverenigingen en jeugdzorginstanties een excursie had georganiseerd naar “De Tol”en het meisjesinternaat “Huis ter Wege”te Huis ter Heide. In “De Tol”- waar wij allereerst de inrichting in ogenschouw namen en een bezoek brachten aan de douche-gelegenheid (villa “Zeep-sop”), waar de jongens iedere Zaterdag groepsgewijze een douche nemen; aan de groepsverblijven, de slaapzalen, de ziekenzaal, het leslokaal (“’t Uylennest”), de wasgelegenheid en de fraaie recreatiezaal (met open haard) – vertoeven momenteel naast 12 Haarlemse, 40 Haagse jongens, die in groepen zijn verdeeld. Hun komst in het kamp betekend natuurlijk een verandering in hun levensomstandigheden, waarom hun, door wandelen, sportbeoefening en werk in tuinen, allereerst gelegenheid wordt gegeven tot aanpassing aan het kampleven. Na ongeveer drie weken begint dan de grote kampwedstrijd, welke zal beslissen, in welke groep zij zullen worden geplaatst. Zo zijn er de “pontonniers” (de jongste jongens van 10 jaar, die een blauwe wimpel voeren), die zich kennelijk tot water en bruggenbouw gevoelen aangetrokken en in het kamp tot taak krijgen, een haven te bouwen met alle mogelijke schepen; verder de “koeriers”, wier werk is gebaseerd op de A.N.W.B. en de wegenwachten en die als binnenactiviteit zich bezighouden met het vervaardigen van een wegencomplex met verkeerstekens; de “hoveniers” (jongens van 12 tot 13 jaar), wier interesse uitgaat naar land- en tuinbouw, die allen een eigen tuin hebben en in het kamp ook de taak zien gesteld, de Noord-Oostpolder te maken. En tot slotte zijn er de “pioniers”, de oudste jongens, die binnenkort een beroep moeten kiezen en daarom met de industrie bekend worden gemaakt. Iedere jongen staat in contact met een bepaalde fabriek – in de omgeving van Hummelo zijn er vele, welke regelmatig bezocht worden – en krijgt folders, grondstoffen enz. toegezonden. Deze “pioniers” moeten in het kamp een olieboring-project vervaardigen.
Hoe worden de jongens bezig gehouden?
De kampcommandant, de heer Lampe, deelde verder mede, dat de jongens – in groepjes van dertien – schoolles (ook wel filmles) krijgen; aan handenarbeid wordt 7 ½ uur in de week gewijd, terwijl ook veel aandacht wordt geschonken aan het verkennen (in groepen van 6 á 7 jongens), van de omgeving, waarvoor eerst geschreven, later gesproken opdrachten worden verstrekt, nadat men voldoende met de omstreken, met de ligging van fabrieken en bruggen, bekend is geraakt. Voorts wordt er regelmatig in de tuinen gewerkt; hebben de oudste jongens tweemaal in de week corvée; moeten de lokalen netjes worden gehouden; worden drie uren per week aan sportbeoefening besteed; worden er wandeltochten, b.v. naar Montferland, gemaakt en kan iedere hopman tweemaal in de week zijn eigen hobbies met de jongens uitleven. De avonden worden op verschillende wijzen doorgebracht (b.v. met een bepaalde les, met onderricht in hygiëne, met zang, met een lekenspel) en om 8 uur komt men dan tezamen in de recreatiezaal (alleen ’s Woensdags is er clubavond), waarna om kwart over 8, half negen, de jongens die ’s middags een uur rusten, naar bed worden gezonden.
De zaterdagavonden dragen een zeer bijzonder karakter. Dan worden er spelletjes gedaan of films vertoond. Ook staan dan wel hersengymnastiek en testwedstrijden op het programma, of komt er een goochelaar of treedt een volksdansgroep op. Op de Zondagen werd aan kerkgang gedaan dàt, wat de ouders wensen en ’s avonds schrijven de jongens, die gedurende drie maanden, tijdens welke zij in het kamp vertoeven, geen bezoek mogen ontvangen, naar huis. Uit deze correspondentie, welke door de kampleiding in het oog wordt gehouden, kunnen contacten tussen de ouders en de kampcommandant met zijn staf voortvloeien.
Blikken geldstukken
De jongens krijgen per week 50 cent zakgeld. Dit geld, door de ouders vertrekt, wordt omgezet in kampgeld (blikken geldstukken) – het echte geld blijft in het bezit van de kampcommandant – zodat de jongens, àls zij met het geld verkeerd omspringen, alleen zelf daarvan de dupe worden. Zij kunnen van dat geld briefkaarten, postzegels, tandenborstels en snoep kopen, alsmede de kampfoto, welke na hun driemaandelijks verblijf mee naar huis kan worden genomen.
Onderscheidingen
Als de jongens aan bepaalde eisen voldoen kunnen zij onderscheiden worden. Zo worden bijzondere knopen uitgereikt bij de bevordering tot “duvelstoejager”, “halfwas” en “jongmaat”. En groepsgewijs worden de prestaties en gedragingen dagelijks nagegaan. Op een bepaalde dag hangt dan – op de binnenplaats van het kamp – de vlag van die groep het hoogst, welke zich daags tevoren ’t best gedragen heeft.
’s Avonds vóór de dag van vertrek naar huis wordt dan een lekenspel opgevoerd, dat eveneens ten tonele wordt gebracht na aankomst in de plaats van inwoning der jongens. Daar wordt door de contactambtenaar voor de sociale jeugdzorg, de heer M. Morssink, in overleg met de ouders, getracht hen aan een of andere vorm van jeugdbeweging te laten deelnemen. Eveneens kan het vóórkomen dat een jongen nog eens terug moet keren naar het kamp, eventueel voor een langdurige periode.
uit het 'Officieel orgaan van de Zaandamse Gemeenschap', Eerste jaargang No. 12 Donderdag 22 Maart 1951
Wat is eigenlijk een V.B.S.-kamp?
- Reportage van Toos Scholten -
In gezellige, weinig schoolse leslokalen zijn zo volijverig en vooral gedisciplineerd aan het werk, de jeugdige bewoners van de kampen Vorming Buiten Schoolverband. Branie-achtige knullen met gebarsten stemmen, tengere bleke ventjes, jongens wie de ondeugd duimendik op de snoet ligt, en verlegen, stille typen. Schuwe, van het leven geschrokken meisjes en brutale, uitdagende wichtjes, ze zitten daar elk in hun eigen kamp bij elkaar te zwoegen of het zo hoort, of het nooit anders is geweest. Maar het hoort niet zo. Elk kind heeft een eigen geschiedenis, een meestal vreugdeloze geschiedenis van een leventje zonder vulling of richting achter zich. En elk kind is hier om van dit verleden te genezen, voordat het van deze kwaal blijvend letsel zou behouden of er zelfs volkomen aan ten onder gaan. Deze jeugd is hier zomaar bij elkaar gebracht om in te halen, hetgeen ze door de vele gemiste kansen achterop kwam. Zomaar?
SOMS kom je mensen tegen, die niet begrijpen dat wij allemaal schuld hebben aan de oorlogen, dus ook aan de laatste wereldoorlog. Deze mensen begrijpen daarom ook niet, dat wij allen samen de gevolgen van deze oorlog moeten dragen, en als het mogelijk is samen "het puin"moeten ruimen. Er zijn echter "beschadigingen", waar de meesten niet zoveel oog voor hebben, omdat die met hun eigen bestaan in de maatschappij niet zo direct te maken hebben, tenminste dat denken ze. Wij hebben het hier over de jeugd, die dreigt te ontsporen, die geen kans heeft gehad uit te groeien omdat ze vroegtijdig werd ontworteld door de machten van een door en door vermaterialiseerde, vertechniseerde, tempo-en genotnajagende samenleving waarin ze werd geplaatst. We kennen ze, we hebben ze misschien wel eens uitgescholden, de karavanen jongens en meisjes, die van de ene dag in de andere leven, die alleen maar te porren zijn voor goedkoop genot, zonder begrip voor werkelijke schoonheid of de betekenis van het leven, die alleen belangstelling hebben voor jazz, film, sigaretten en flirt. Ziet U, aan deze stuurloosheid en leegheid hebben wij allen schuld; het is de rekening, die de nu volwassen generatie wordt gepresenteerd voor een tekort aan liefde, levensmoed, degelijkheid en rust. Maar, zoals gezegd, velen zien dat niet, omdat ze er te egoistisch, te lauw, te halfslachtig, te rijk, te arm of te dom voor zijn. Gelukkig zijn er ook anderen.
Toen de laatste oorlog het probleem van deze ongrijpbare massajeugd vreesaanjagende vormen ging aannemen, heeft de regering, met name de afdeling sociale jeugdzorg van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, een plan gemaakt voor de oplossing hiervan, o.a. door organisatie van z.g. V.B.S.-kampen. Speciaal voor deze jeugd: Vorming Buiten Schoolverband. In deze kampen worden de jongen en meisjes voor een tijdje uit hun milieu gehaald en voor 3-12 maanden onder invloed gebracht van een modern psychologisch vastgestelde kampmethodiek, in een kampgemeenschap geplaatst, waar ze iets leren van eigenwaarde en mogelijkheden; er wordt gestreefd deze kinderen en bijna volwassenen oog te geven voor het echt schone en begerenswaardige, er wordt het maximum gedaan voor de verstandelijke ontwikkeling en bovenal er wordt in de kampen hard gewerkt.
Hoe men er kinderen kan plaatsen
Hoe komt de plaatsing van een kind in een V.B.S.-kamp tot stand? Dit kan op verschillende manieren. Om te beginnen kan iedere ouder, die het kind ziet afglijden (schoolverzuim, kleine diefstallen, onsociaal gedrag enz.) zich in verbinding stellen met een Medisch Opvoedkundig Bureau, met de kinderpolitie, de onderwijzer, maar vooral met de vertegenwoordigers van Pro Juventute, zoals U weet de vereniging, die als doelstelling heeft de jeugdcriminaliteit te voorkomen en te bestrijden en sociaal-labiele jeugd op te voeden. Ook wordt wel plaatsing aangevraagd door een sociaal werker(ster), die bijv. een tijd in het bewuste gezin heeft gewerkt. De kosten voor een verblijf in de kampen zijn minimaal - zodra contact met een der genoemde instanties of personen is opgenomen kan daarover bovendien worden "gepraat" als dat nodig is. Mej. mr. M.J.G. van Woerkom is de contactpersoon van Pro Juventute voor de hele Zaanstreek. Zij houdt haar spreekuren op Woensdag 4-5 uur en 7-9 uur n.m. Provinciale-weg 70, Zaandam, en te Wormerveer Gemeentehuis (zijingang) elke eerste Donderdag van de maand van 7-9 nm. Mej Van Woerkom kan eventueel in overleg met de opvoeders van het betreffende kind, direct opname in een kamp bemiddelen. Als veel ouders nu maar eens tot heil van hun kind, over hun valse schaamte en slapheid heen stapten… In een V.B.S.-kamp heeft elk kind een kans.
Internaat voor meisjes
Huis Ter Wege is een internaat voor meisjes van 11-14 jaar. Mej. R. Taconis is er de directrice. Zij gaf ons een kort overzicht van de werkwijze in dit verblijf. De meisjes komen in groepen van 30 à 40 in getal meestal uit eenzelfde stad of streek tegelijk aan. Voor het driemaandelijkse verblijf worden ze direct naar leeftijd ingedeeld in drie groepen, bijv. kabouters, bloemen en eekhoorns. Deze groepsnamen zijn niet toevallig gekozen. Huis ter Wege is prachtig gelegen in een bosrijke omgeving. En hiervan wordt gebruik gemaakt om o.a. met de groepsnamen een sfeer van speelse romantiek te scheppen, die het stadskind makkelijk tot rust doet komen en aan leeftijd aangepast voedsel voor de fantasie en het denken geeft.Het is hier niet de plaats uiteen te zetten van hoeveel belang de jeugdbeweging in het algemeen voor de ontwikkeling van de jonge mens is. Wel kan hier worden vastgesteld, dat deze jeugd door de jeugdbewegingen, welke dan ook, niet werd bereikt.
Op bewonderenswaardige wijze heeft de leiding van de vele V.B.S.-kampen in ons land juist die spelregels en die methoden van de jeugdbeweging over genomen, die de training van de wil en opvoeding van het schoonheidsgevoel in de hand werken. Zelfs het meest vastgelopen kind komt los in de kampen en internaten en ontdekt dat er in het leven meer te koop is, dan de grauwe tredmolen en het ruziebestaan, die het kent.
Natuurlijk gaat het, vooral in het begin, niet van een leien dakje. De pupillen van Huis ter Wege keken maar al te gek toen hun werd verteld, dat elk een eigen tuintje kreeg, waarin op vastgestelde uren en in de vrije tijd mocht worden gewerkt. “Nee, juf, da’s mannenwerk, dat doen we niet,” was de reactie. Na zes weken was het tuintje “je van het”.
De kampen worden driemaal per jaar gehouden. Omdat de kampen midden in de schooltijdvallen, wordt er ook in aansluiting op het al genoten onderwijs les gegeven. En wel iedere dag op vastgestelde uren. Voor de vele ex-spijbelaartjes en schoolvijanden, die zich onder de kampkinderen bevinden, een prachtig ding. Nog prachtiger is, dat juist deze typen in het kamp of internaat veranderen in zeer ijverige leerlingen.
We keken eens in een der werkschriften. “Kijk,” zei een twaalfjarige wijsneus, “wij leren alles van het bos, van de bomen en de grond, van de wegen naar het bos toe; en als we rekenen, taal of schrijven hebben komt er altijd iets van het bos bij te pas, omdat we hier in het bos wonen, ziet u.” Dat is onderwijs via de z.g. belangstellingscentra, herinneren we ons.
In het juniorenkamp “De Tol”, te Hummelo, waar we daarna op bezoek waren, zagen we er ook opvallend goede voorbeelden van. De jongens zijn daar ingedeeld in de groepen: pontonniers, koeriers, hoveniers en pioniers. Elke jongen leeft geheel in de sfeer van zijn groep. Dat komt tot uiting in de verschillende kampactiviteiten en spelen en ook in het onderwijs. Een pontonnier bijvoorbeeld zal alles moeten weten wat maar mogelijk is van waterbouwkunde, van bruggenbouw en aanleg van kanalen. Daarvoor moet hij lezen, schrijven, rekenen, geschiedenis kennen, aardrijkskunde bestuderen en noemt u maar op. Alle schoolvakken, die vroeger een kwelling waren, kunnen zo een onderdeel zijn van een dartel spannend spel. We stonden in de lesruimte even te praten met de kamponderwijzeres en de kampcommandant, W.K. Lampe:
“Zou al dit moeizame werk aan uw jongens nu werkelijk resultaat opleveren als ze straks weer in eigen gezin en school komen?” vroegen we.
“Wij hebben de ervaring van wel. Deze jeugd heeft a.h.w. een stevige correctie nodig in de opvoeding. We menen ze die in deze vorm te moeten geven en de practijk wijst uit, dat de kinderen inderdaad “veranderd” verder leven. Ja, natuurlijk zijn er typen, die na een jaar of meer weer terug vallen in hun kleine diefstalletjes, hun schoolverzuim en andere verkeerde gewoonten. Maar we hebben ze toch even gegrepen in ons kamp en ze iets goeds meegegeven, dat hopen we tenminste. Deze hoop doet ons eigenlijk ook werken en steeds zoeken naar verbetering van onze kampen. Als we die niet hadden…. ja, dan konden we beter de boel in pakken."
…
Bron
-
Collectie van W.K. Lampe, directeur ("commandant") van kamp De Tol van 1949 tot 1960