Will Lampe begon in 1941 als leraar lichamelijke opvoeding in kamp De Tol en werd rond 1949 aangesteld als directeur ( “commandant”). Tot circa 1960 was hij werkzaam in het kamp. De 91-jarige Will Lampe weet veel te vertellen en beschikt over een dik plakboek met vele foto’s, krantenartikelen, tekeningen en andere herinneringen over de periode dat hij directeur was van het kamp. Voor deze website maakte hij in maart 2004 het onderstaande overzicht.
De aanloop
In de jaren dertig van de twintigste eeuw werd de werkloosheid steeds groter en werden er maatregelen genomen om vooral de jongere werklozen op te vangen en iets te bieden. Van Protestantse, Katholieke en Algemene kant werden er centra opgericht – kampen – eenvoudige onderkomens met veel ruimte om zich heen. Jonge werklozen konden daar voor een paar maanden worden opgevangen met onder andere activiteiten die mogelijk hun kansen positief konden beïnvloeden!
Deze op het platteland gesitueerde kampen, boden de mogelijkheid om in het ‘boerenland’ in de bossen, bij de boerderijen nuttig werk te verrichten.
Veel boeren en gemeenten maakten gebruik van genoemde mogelijkheden. Zagen van bospercelen, aardappels rooien, enzovoort, enzovoort. Tevens werd veel tijd besteed aan onderwijs op allerlei gebied, via het I.V.I.O. (Instituut Voor Individueel Onderwijs). Uiteraard speelde sport en spel een flinke rol! Deze vorm van onderwijs moet heel breed worden gezien want alles werd gedaan om te voorzien in de leerbehoeften ten gunste van allerlei vakken en/of beroepen.
Rond 1938 verenigden zich de genoemde “richtingen” en gingen samenwerken. Ook met bijvoorbeeld bestaande “Volkshogescholen” die – afwisselend met het eigen programma – ook 3 maandelijkse cursussen gaven voor jonge werklozen. De Volkshogeschool “Diependaal” in Markelo was daarvan een voorbeeld.
En toen werd het 1940: de Oorlog. Weg waren de werkeloze jongeren – de Arbeidsdienst dreigde!
Dus lagen daar eensklaps een stel bruikbare kampementen verspreid in Nederland.
Al in het begin van 1900 had de kinderechter Mr. de Jongh gesteld dat afglijdende jongeren niet geholpen werden door bijvoorbeeld gevangenisstraf e.d. maar dat een actieve opvang met mogelijkheden voor vakonderwijs – veel sport en ook lichamelijke arbeid geboden was, en lagen ineens de kansen voor ’t grijpen.
Zo ontstond het Kamp “De Tol” in ca. 1941 met een bevolking van ± 16 tot en met ± 19 jaar.
Dat waren toen dus jongens waarmee al iets aan de hand was: ze moesten daar zijn. Er waren toen ook een paar cellen aanwezig voor bijvoorbeeld een “dagje opsluiting”.
Aan de gewone staf was (waren) een of twee “buiten”leiders toegevoegd die met groepen jongens bij de boeren, in de bossen enz., enz. gingen werken/helpen.
Dit heeft tot ± “Dolle Dinsdag” ± september 1944 geduurd; daarna werden de knapen naar huis gestuurd en bleven alleen de op het terrein wonenden op hun plek als bewaking.
De oorlog was voorbij
Vrij kort nadat de oorlog voorbij was, kwam er in diverse kranten een oproep:
“Gevraagd jongemannen ± 20 tot 24 jaar voor het volgen van een driemaandse interne opleidingscursus voor mannelijk opvoedkundig personeel. Na de met gunstig resultaat beëindigde cursus is directe aanstelling als groepsleider in een jongensinternaat mogelijk.”
De aanmeldingen bedroegen een paar honderd. Na allerlei verkenningen als keuring, opleiding, milieu enz. enz. bleven er ongeveer 50 sollicitanten die wij nodig hadden over. De cursus begon op de Volkshogeschool in Driebergen ongeveer eerste helft september 1945. Dit werd een succes en leverde 50 groepswerkers op die begin januari 1946 in groepen van 5, 6 à 7 in de toen nog niet bevolkte kampen werden geplaatst onder het motto: eerst de temmer in de kooi en dan pas de leeuwen.
Terug naar Kamp De Tol.
De plaatsing duurde drie maanden tijdens welke alle ouders op één en dezelfde dag werden uitgenodigd om hun zoon te bezoeken.
Vanaf station Dieren vertrok dan een speciale bus die hen regelrecht naar De Tol bracht en aan het einde van de dag ook weer terug bracht naar de trein. In die tijd was “eigen vervoer” nog minimaal!
De gehele dag waren alle stafleden aanspreekbaar voor de ouders en –uiteraard- waren er ook ouders die door de commandant of adjudant gevraagd werden voor een gesprek …
Het waren altijd spannende dagen! Want ’t is niet gemakkelijk voor een moeder en een vader als je je zoon, die jij erg mist, vraagt of hij mee naar huis wil en dat juist helemaal niet wil! Ouders kregen dan zoiets te horen als: “Je weet hier tenminste wat mag en niet mag, en wat kan en niet kan”. Spelregels, duidelijke grenzen en leren dat ja ja is en neen neen.
In die twaalf jaar die ondergetekende op “De Tol” woonde en werkte werden er drie jongens op zo’n bezoekdag mee terug genomen waarvan er twee één weekend later door pa werden teruggebracht.
Van maandag tot en met vrijdag hanteerden wij een programma zoals hieronder afgebeeld, waarbij ochtend- en middagwerk nadere uitleg vragen.
Dagprogramma in het kamp |
||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
Ochtend- en middagwerk (duur: 2 x 1½ uur):
- één groep naar school
- één groep naar handenarbeid
- één groep naar sport en spel
- één groep algemene dienst (schoonmaken, hulp in de keuken, aardappels jassen, afwas, enz. enz. onder leiding van de Guido’s, kok en magazijnmeester)
De gehele staf was op de stafkamer aanwezig om 7 uur te bespreking van komende dag en aanpak van bepaalde knapen en/of een groep.
Het avondwerk bestond uit in de dag-groeps-verblijven dammen, schaken en allerlei andere rustige activiteiten. Ook waren er jongens die nog wel wat handenarbeid wilden doen waarbij dan de handenarbeidleider aanwezig was.
Een wandeling langs of in een donker bos was ook niet zeldzaam. Stadsjongens zijn (waren) allemaal een beetje bang in die donkere stilte…. En ze bleven dan ook heel dicht bij jou en bij elkaar.
Omdat de kampen midden in de schooltijd vielen, werd er ook les gegeven. We moesten wel altijd een prima onderwijzer hebben want 1 x 1½ uur les aan dertien jongens per dag vraagt “inzet en discipline van leerkrachten en jongens” en als de knapen dan weer thuis waren en terug op hun eigen scholen bleken ze goed te zijn vooruitgegaan en bovendien veel beter betrokken te zijn bij wat er op hun school werd voorgeschoteld!
Ik hoop dat er nu een vrij duidelijk beeld van het dagelijks leven in “De Tol” is ontstaan en dat ons “zó en niet anders” en “nú en niet straks” en “ja” is “ja” – “neen” is “neen” en niet misschien of straks.
Als u de foto’s bekijkt ziet u gemaaide gazons met (toen nog jonge) aanplanting van allerlei bloemen. Er werd van meet af aan niet op het gras gelopen; de perkranden met bloemen werden door staf én vooral jongens onderhouden – gewied en geschoffeld en – strak gehouden aan de afspraken waren de knapen trots op hun tuin. Bewust en blij leven in een verzorgde omgeving moet ten slotte ook worden geleerd.
Aan het eind van hun kampperiode werd een groot feest met toneel, gymnastiekprestaties, en een tentoonstelling van handenarbeidproducten aangericht waarbij ook in de omgeving wonenden werden uitgenodigd en - als het kon - ging praktisch de hele staf met de jongens mee in de bus naar huis en stad terug.
Bovengenoemd feest werd dan nog eens dunnetjes overgedaan in een zaal van een plaatselijke jeugdclub en dan met alle ouders aanwezig. Een echt heel fijn afscheid van wat de knapen ook een fijne tijd vonden.
Iets overdreven en niet al te letterlijk: ze kwamen “huilend” en ze gingen “huilend” naar huis.
Plattegrond van kamp De Tol (plakboek Will Lampe).
Een beeld van het werk van de staf:
- om 7 uur elke morgen aanwezig op de stafkamer ter bespreking van de komende dag wat bijvoorbeeld groeps- en persoonlijke aanpak betrof, enz.
- aanwezig bij opstaan
- meedoen met ochtendgym
- met en tussen de jongens ontbijten (geen staftafel)
- bij de jongens tot en met het vlag hijsen
- ± 9 uur: vrij of sport of corvee bijstand (groepsleiders)
- Koffie drinken met en tussen de jongens
- ochtendwerk: zie punt 6
- van 12.30 tot en met 14.30 bij de jongens
- middagwerk: zie punt 6
- middagwerk: zie punt 6
- 17.30 tot en met 21.00 (lichten uit) bij de jongens
- 22.00: aanwezig op de stafkamer ter bespreking van de dag wat betreft de groepen en tevens bijzondere dingen van “een bepaalde jongen” want zo’n knaap kwam per dag in aanraking met z’n groepsleider, handenarbeidleraar, onderwijzer, Guido’s, kok, enz. en dus was het weten van bepaalde dingen een zaak van belang.
De achturige werkdag was toen nog ver weg. Ik ken echter niemand die spijt heeft gehad van z’n ‘tropen jaren’ bij B.J. (Bureau Jeugdzorg).
Bron
-
Collectie van W.K. Lampe, directeur ("commandant") van kamp De Tol van 1949 tot 1960